We lezen
Exodus 27:20–30:10; 1 Samuël 15:2–34; 1 Petrus 2:1–25
“Geef [Tetzaveh] de Israëlieten bevel om u heldere olie van geperste olijven te brengen voor de verlichting, zodat de lampen brandende blijven.” (Ex. 27:20)
In de Thoralezing van vorige week gaf God Mozes en de Israëlieten de opdracht om een tabernakel (Mishkan) te bouwen in de woestijn. Deze week beveelt God hen om zuivere olijfolie voor de lamp te halen en om heilige gewaden voor de priesters (cohanim) te maken.
De rol en pracht in het dienen van God
“Dit zijn de kledingstukken die zij moeten maken: een borststuk, een efod, een gewaad, een geweven tuniek, een tulband en een gordel. Zij moeten deze heilige kledingstukken maken voor uw broer Aäron en zijn zonen, zodat zij Mij als priesters kunnen dienen.” (Ex. 28:4)
In deze parasha moeten er heilige gewaden voor de priesters worden gemaakt, zodat zij God kunnen dienen. Eén daarvan is de borstplaat van het oordeel Choshen Hamishpat). De borstplaat wordt geassocieerd met de Urim en Tummim1 en wordt gebruikt om de wil van de Heer te voorzeggen.
De priesterlijke borstplaat was gemaakt van geborduurd linnen, op maat en in de vorm van een vierkante el. Het bevatte vier rijen, elk met drie kostbare edelstenen ingebed in de plaat en omringd met goud.
Elk juweel in de borstplaat van de priester vertegenwoordigde een van de twaalf stammen van Israël, wiens namen op de stenen waren gegraveerd. God zou de individuele letters van deze namen gebruiken om Zijn oordelen voor Israël te spellen wanneer de Urim werd gebruikt om Hem te raadplegen.“Hij moet voor de priester Eleazar staan, die voor hem beslissingen zal verkrijgen door de Urim voor het aangezicht van de HEERE te raadplegen. Op zijn bevel zullen hij en de hele gemeenschap van de Israëlieten uitgaan, en op zijn bevel zullen zij binnenkomen.” (Numeri 27:21)
Hete is opmerkelijk dat in de Brit Chadashah (Nieuwe Testament) beschrijft Johannes zijn visioen van het Nieuwe Jeruzalem, waarin de funderingsstenen van de stadsmuren versierd zijn met 12 kostbare edelstenen. Sommige, zo niet alle, van deze edelstenen bevinden zich ook in de borstplaat.
De ware identiteit van een aantal stenen is mogelijk verloren gegaan, aangezien de Hebreeuwse en Griekse culturen geen duidelijke namen voor de edelstenen hadden, vooral niet in de 1000 jaar tussen het schrijven van 1 Samuël en het boek Openbaring:“De funderingsstenen van de stadsmuur waren versierd met allerlei soorten edelstenen. De eerste funderingssteen was jaspis; de tweede saffier; de derde chalcedoon; de vierde smaragd; de vijfde sardonyx; de zesde sardius; de zevende chrysoliet; de achtste beril; de negende topaas; de tiende chrysopraas; de elfde hyacint; de twaalfde amethist.” (Openbaring 21:19–20)
Er zijn meer dan 30 verschillende meningen over de identificatie van de borstplaatstenen in de rabbijnse literatuur en traditie.
Wat we in de beschrijving van de borstplaat en het Nieuwe Jeruzalem zien, is dat God schoonheid als verheerlijkend beschouwt, omdat wij Hem dienen op aarde en in de hemel. Daar zullen we op een dag omringd worden door de schitterende pracht van straten geplaveid met goud en goddelijk geslepen juwelen, ingebed in de fundamenten.
God beschouwt bepaalde kleuren en materialen ook als belangrijk en verheerlijkend in de dienst aan Hem. “U moet heilige kleding maken voor uw broer Aäron, tot eer en sieraad.” (Exodus 28:2)
De efod, of het kledingstuk onder de borstplaat, was gemaakt van fijn linnen en geweven van goud, blauw, paars en scharlaken draad. Hoewel het een priesterlijk kledingstuk was, lijkt het erop dat koning David het ook droeg toen hij de Ark van het Verbond terugbracht naar Jeruzalem. “David nu was gekleed in een mantel van fijn linnen, samen met alle Levieten die de ark droegen, en de zangers en Chenanja, de leider van de zang met de zangers. Ook droeg David een efod van linnen.” (1 Kronieken 15:27; zie ook 2 Samuël 6:14)
God dienen is prachtig!
Het is goed om ons altijd te realiseren dat wat God in Zijn fysieke wereld schept, Hij ons daarmee helpt ons Zijn geestelijke wereld te begrijpen. Bij het gebruik van fysieke edelstenen op de borstplaat van de Kohen Gadol is het al niet anders. Omdat deze stenen de 12 stammen vertegenwoordigen en de borstplaat verbonden is met het ontdekken van de wil van God, vertegenwoordigen de stenen het begrip hoe kostbaar Israël is voor de Heer en Zijn verlangen om hen in Zijn wil te leiden.
De kostbare stenen die in de fundamenten van het Nieuwe Jeruzalem zijn ingebed, vertegenwoordigen ook de 12 stammen. Hieruit kunnen we het voortdurende belang van Israël in het Messiaanse tijdperk begrijpen.
Als gelovigen in Yeshua hebben we naast Israël eveneens een belangrijke positie. De Schrift zegt dat we een heilig priesterschap en levende stenen zijn, een geestelijk huis door Yeshua de Messias. De apostel Petrus leert het ons immers in zijn eerste brief, hoofdstuk 2 vers 4 en 5: “En kom tot Hem als tot een levende steen, die door de mensen verworpen is, maar uitverkoren en kostbaar is in de ogen van God, en laat u ook zelf als levende stenen opbouwen tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Christus Jezus.”
Net als een kostbaar juweel, nauwkeurig geslepen, gevormd en gepolijst door een Meester-Steenslijper, bevinden wij ons in de positie om op een bijzondere manier de glorie van de Heere God te weerspiegelen.
Wanneer wij die bestemming vervullen, nemen wij onze plaats in een geestelijk huis, waarvan de uiterste hoeksteen – Degene die alles bij elkaar houdt – Yeshua HaMashiach is.
Paulus zegt het op onnavolgbare wijze in Efeze 2:19-22: “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.”
“Zie, Ik leg in Sion een uitgelezen steen, een kostbare hoeksteen; en wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.” (1 Petrus 2:6).
Zo dan, vertroost elkaar met deze woorden.
================================================================================================================
1) De Urim en Tummim of Oerim en Toemiem waren voorwerpen die zich bevonden in het borstschild op de efod van de hogepriester van de Israëlieten, waarmee een vraag aan JHWH kon worden gesteld.
Na Davids tijd worden de Urim en de Tummim niet meer genoemd. Dit hangt samen met het optreden van de profeten aan wie men Gods wil kon vragen. Met de komst van de Messias wordt alles anders. Hij is de vervulling van Urim en Tummim, Hij is de Tempel van God zelf. Als we vandaag de wil van God willen weten, zijn we ook niet meer aangewezen op de profeten, maar op de Messias, die als de ultieme Tempel en laatste Profeet onder ons is verschenen.